Over geld in de politiek praat je niet

Met het oog op de diversiteit van politici geldt nu de simpele vraag: wie kan het zich veroorloven om de politiek in te gaan?

Welke rol speelt geld in de Nederlandse politiek, en in het bijzonder in de strijd voor vrouwenemancipatie? Dat vroeg ik me recent af door de inzamelingsactie van de organisatie ‘Meer Vrouwen in de Politiek’ en een gebrek aan geld in het uitvoeren van feministisch buitenlandsbeleid.

Eerst de inzamelingsactie. Meer Vrouwen in de Politiek werven deze zomer donaties om vrouwen een training aan te bieden om hun ambities waar te maken en zich kandidaat te stellen voor het Europees Parlement. Voor elke 650 euro kan een vrouw meedoen aan de training: ‘Onze cursist Aleksandra heeft nog 75 euro nodig om haar doelbedrag te halen. Helpen jullie haar?’.

Over geld praten we niet, maar bepaalt in belangrijke mate wél wie de politiek instroomt. Over de kosten van campagnes horen we niemand. 650 euro was nodig voor de training. Het lukte alle aspiranten dat bedrag binnen te halen. Soms in grote stappen, soms met kleinere donaties. Na de 650 euro konden kandidaten ook doorgaan. Want bij hun verdere campagne zijn allerlei verborgen kosten betrokken: denk aan het maken van foto’s, video’s, reiskosten. Partijen gaan ervan uit dat kandidaten dat zelf ophoesten. De aannames over de dikte van de portemonnee zijn duidelijk.

De organisatoren geven desgevraagd aan, in positieve zin, dat fondsenwerving in hun ogen een belangrijke vaardigheid is die de kandidaten ook in hun verdere campagne kunnen inzetten. Dat zal zeker, maar tegelijkertijd is het ook schrijnend om te zien dat, hoewel er links en rechts lippendienst wordt bewezen aan het belang van diversiteit, er zo weinig keiharde knaken beschikbaar zijn voor training en ontwikkeling dat het geld nu vanuit politieke aspiranten zelf moet komen.

Breder gezien blijft fundraising een dagtaak voor organisaties die zich inzetten voor een gelijkwaardigere wereld. Zo ook voor feministisch buitenlandbeleid. Zo noemen we ons buitenlandbeleid tegenwoordig, maar hoe gaat het daar eigenlijk mee? De recente oproep van Laila Ait Baali is verontrustend. Ook hier geldt als essentieel: geld. Juist waar het strategische samenwerking met maatschappelijke organisaties betreft. Zij schrijft: ‘Deze organisaties en activisten kunnen dit belangrijke werk vaak alleen doen met de steun van betrouwbare donoren, zoals de Nederlandse overheid. “Fund us like you want us to win” is niet voor niets een belangrijke slogan uit de feministische beweging.’

Ait Baali eindigt met de oproep: ‘Put your money where your mouth is’, oftewel: geen woorden maar daden. Met het oog op de diversiteit van politici geldt nu de simpele vraag: wie kan het zich veroorloven om de politiek in te gaan? En welke inhoudelijke effecten heeft dat voor wat wel en niet belangrijk wordt gevonden, en, dus, waar geld naartoe gaat? Het antwoord tekent zich langzaam af. We moeten het toch eens over geld in de politiek hebben.